Vanaf 1 januari 2006 heeft elke werknemer recht op rookvrije:
- werkruimtes, alsook de inkomhal, gangen, liften, gesloten parkeergarages, ....
- sociale voorzieningen zoals sanitaire voorzieningen, refter en lokalen bestemd voor rust of eerste hulp;
- vervoermiddelen bestemd voor gemeenschappelijk vervoer van en naar het werk.
Na advies van het Comit? voor preventie en bescherming op het werk, hiern genoemd CPBW (of bij ontstentenis van de vakbondsafgevaardiging of bij ontstentenis van de werknemers), kan een rookkamer worden gecre?erd binnen de onderneming. Een recht op zo'n rookkamer is er niet, dus overleg is noodzakelijk want anders geldt het rookverbod onverkort. Deze kamer moet wel voldoende verlucht worden. Ook de regeling van de toegang tot de rookkamer tijdens de werkuren (frequentie en duur van de rookpauzes) moet vastgelegd worden na advies van het CPBW en mag niet leiden tot discriminatie ten opzichte van de andere werknemers.
Bovendien moeten ook derden op de hoogte gebracht worden van de rookvrije ruimtes in het bedrijf en de regels hieromtrent respecteren.
Voor wie
Voor alle werkgevers en werknemers en daarmee gelijkgestelde personen zoals bepaald in de welzijnswet.
Uitzonderingen
Er zijn wel enkele uitzonderingen op de rookvrije ruimte voorzien in de :
- voor het publiek bestemde gesloten plaatsen van horeca-inrichtingen waar het toegelaten is te roken;
- al private vertrekken te beschouwen gesloten plaatsen van instellingen van maatschappelijke dienstverlening (rusthuizen, psychiatrische instellingen, verzorgingsinstellingen, instellingen voor jeugdzorg,....) en gevangenissen, waar de bewoners en niet-bewoners mogen roken onder de voorwaarden die er voor hen zijn vastgelegd;
- priv?-woningen, maar dit geldt niet voor de ruimten die exclusief bestemd zijn voor professioneel gebruik en waar werknemers tewerkgesteld worden.
- Tenslotte geldt het rookverbod ook niet voor een tewerkstelling in open lucht, omdat zo'n tewerkstelling niet onder de definitie van werkruimte valt.